Archive for december, 2012

Kerst disco

maandag, december 24th, 2012
Kerst disco
Rionegro, Antioquia, Colombia, 24 december
Vanochtend heb ik ‘Vierhonderd brieven van mijn moeder’ van Joseph Oubelkas uitgelezen. Een waar gebeurd verhaal over vier jaar (1.637 dagen) opsluiting in Marokkaanse gevangenissen. Vanochtende vroeg in begonnen en in één ruk uitgelezen. Een verhaal over onrecht, corruptie en overleven in onmenselijke omstandigheden. Het zal geen toeval zijn dat vanochtend mijn oog op dat e-book boek viel. Het is een bijzonder verhaal dat buitengewoon past in deze Kersttijd. Een Nederlands verhaal dat het meer dan waard is om te lezen en door te vertellen. ‘Vierhonderd brieven van mijn moeder’ geeft namelijk een prachtig perspectief over onze Nederlandse samenleving in het licht van de universele basis elementen van een goed leven; gezondheid, liefde & vrijheid.
De Kerst in Colombia is een tradionele latino Kerst. In de twee weken voor de Kerstavond op 24 december, organiseren families ’sit-in’s’ voor de buurtkinderen en familie waarin iedere avond weer iemand het stokje doorgeeft om een deel van het Kerstverhaal te vertellen naast gebeden en liedjes. Voor de kids na afloop snoep, voor de familie en ouderen een borrel. Kerstavond zelf betekent eten en vooral ook drinken bij de opgetuigde Kerststal. Eten vooraf op de dag geprepareerd en in de avond direct vanaf het houtvuur waar buiten de vlam in gaat zodra de zon achter de bergen verdwijnt om zes uur ’s-avonds. Chorizo’s (worst), kip en rundvlees vanaf ‘el carbon’ zoals ze hier een houtskoolvuur noemen. Dat eten gaat niet zomaar. Om dat weg te spoelen bier, rum (soms) en vooral Aguardiente, dit is een bijproduct van rum en daarom goedkoop met iets minder alcohol als rum. We drinken dat als shooters, kleine borrelglaasjes in één keer weghakken. Aguardiente heeft een scherpe, vuige smaak. De eerste twee, drie trek ik goed, daarna ontbrandt letterlijk een vuur in mijn maag en vind ik een biertje toch aantrekkelijker. Althans dat is het plan. Drinken is een sociaal gebeuren en dat geldt helemaal met Kerst, fles en glas gaan eindeloos rond, een nieuwe fles (of karton) is altijd voorhanden en anders heeft een buurman nog wel wat. Sociaal betekent mee drinken en dus heb ik wat vaardigheid nodig om zo af en toe eens een rondje over te slaan. Salsa dansen is bijvoorbeeld zo’n escape.
Dansen, eten & drinken buiten. Stereo’s zijn naar buiten geschoven en bij alle finca’s brandt binnen bij de Kerststal en buiten de Kerstverlichting. Niks geen vredige kerstlampjes maar lichtversiering in alle kleuren. Lampjes die om het hardst knipperen in ‘at random’ patronen. Het lijkt wel een disco, een Kerst disco.
En morgen, eerste Kerstdag? Eerst de Mis in de kerk en dan vangt het gewone leven weer zachtjesaan aan. Een dag later en de Kerst is het feest dan hier voorbij. Ik wens iedere lezer een fijn Kerstfeest!!!

Honda CBX 250

vrijdag, december 14th, 2012
Honda CBX 250
Rionegro, Colombia
Het electronische display hoog boven de weg geeft 27 graden aan. De eerste regendruppels vallen. De big smile is niet van m’n gezicht te slaan, zelfs niet op de motor met de regen in rake druppels op mijn gezicht onder mijn geleende helm. Zevenentwintig graden en de regen voelt lekker warm. De Honda CBX is een kleintje, een motor van 250cc kom je in het Westen niet tegen. Hier in Colombia rijden ontelbaar veel motorfietsen rond en het overgrote deel daarvan is nog minder als 250cc. Neef José kende ik voor afgelopen zondag nog niet, maar bood me spontaan zijn motor aan. ’Ik gebruik de motor maar af en toe voor mijn werk en ik kan dus best een tijdje zonder’ zegt hij. Ik heb nog geen idee over wat voor een motor hij het dan heeft. Op maandag zoek ik hem op in La Ceja, een klein dorp ver in de bergen. Ver van Medellin wil zeggen anderhalf uur rijden, met bus twee uur inclusief overstap. Hij zet de kanarie gele motor buiten. ’Wow’ zeg ik ’een echte Honda CBX’, een één cilinder viertakt met zes versnellingen. De motor rijdt super soepel door de bergen. Boven de tachtig kilometer per uur kom ik niet maar dat is hier een ’natuurlijke’ maximum veilige snelheid buiten dorpen of stad. De weg is soms goed en soms slecht, alles wat beweegt begeeft zich op de weg, van paard en wagen tot zich traag omhoog slepende overladen vrachtwagens. Daartussen laveren is al spannend genoeg. Meer snelheid maakt vrijwel zeker brokken. Deze kleine motor is daarmee bij uitstek geschikt voor hier. Zelfs met twee beladen, trekt de motor ons met gemak de steile hellingen op.
Vanaf La Ceja slingert de weg door de groene jungle naar Rionegro. In de verte hoge bergen, niet wit met sneeuw maar altijd groen, we zijn dicht op de evenaar. Langs de weg her en der boerderijtjes. Typische finca’s, wit of geel geverfde muren, alleen een begane grond, vierkant en met rode pannen vanaf een net-niet-plat dak, schuin is een te groot woord daarvoor. Om de finca heen bananenbomen, fruitbomen en exotische bloemen. De aarde is roodbruin, de omgeving vooral groen en in de verte hangt voor de bergen een witte waas. Deze waas geeft de bergen een spookachtige gloed in de vroege ochtend en vooral vlak voor het invallen van het duister in de avond. De avond valt hier als een blok, als een gordijn dat met een ruk dicht getrokken wordt, de schemer is kort. Juist in die schemer als her en der lampjes aan gaan, het laatste licht de witte waas nog voor een moment doet oplichten, lijken de bergen in een laatste trilling van het licht te verdwijnen in de duisternis. Meer lichtjes doemen op en maken me nieuwsgierig naar de verte, naar de horizon die niet eindeloos is maar afgegrendeld door de bergen. Wat gebeurt daar? Wie leeft daar?
Vanaf Rionegro daalt de weg alleen nog maar, zo’n twee kilometer over een afstand van 35 kilometer. Dit is een heuse ’autopista’, twee keer tweebaans met af en toe een verkeersdrempel daar waar links en rechts eet- en drinkstalletjes zijn opgesteld, of waar de bussen stoppen. Bussen kunnen overal stoppen, maar de snelle, duurste kaartjes, busjes stoppen alleen op de plaatsen waar een natuurlijke (bocht) of aangelegde (zoals drempels), snelheidsvertrager aanwezig is. Ook op de autopista al het mogelijke aan snel- en langzaamverkeer. Halverwege, na een draai om de berg en het tolstation voor alles en iedereen behalve motorfietsen, doemt diep in het dal Medellin op. Een deel althans, de stad is zo groot dat de bebouwing door het dal heen slingert tot verder als mijn oog reikt. Een riviertje, Rio Medellin, stroomt als een tweedeling door het midden van de vallei. De stad in de diepte versterkt het gevoel dat je hoog uit de bergen komt. Hoe dichter op de stad hoe intenser het verkeer. Na een half uur passeer ik na veel geslinger de stadsgrens. Hier is geen plaatsnaambord voor nodig. Zonder aanwijsbare reden loopt plotsklaps het verkeer vast en ben ik omgeven door motorfietsen, auto’s, trucks, busjes, duwkarretjes en heel veel gele taxi’s. De autopista houdt niet op maar is nu één van de hoofdaders voor het verkeer door de stad heen. Drie of vier baans waar het verkeer vijf- of zesdik zich doorheen propt, soms stapvoets en soms zo maar weer bijna 80 km/uur. Hier begint het te regenen. De Honda heeft minimaal profiel op de banden, snelheid minderen is niet handig om je niet links en rechts in te laten halen of af te laten snijden. Opperste concentratie is sowieso keihard nodig. Het verkeer omgeeft je als een te strakke handschoen als weer eens een taxi of busje zich nestelt in de minimale ruimte tussen mij en hem. De staat van de weg is in de stad nog onvoorspelbaarder als daarbuiten. De regen maakt van de gaten in de weg killers omdat de diepte zich niet maar laat inschatten, dat betekent gaten zien te mijden en daar omheen slingeren tussen al het verkeer dat zich om jou heen begeeft en volop beweegt. Ogen in de rug, voelsprieten aan je schouders, dat is wat je nodig hebt. Met de kleine kanariegele Honda voel ik me letterlijk als een vis in het water. Voor de stoplichten kruip ik naar voren samen met alle andere motorfietsen en zodra het rode licht dooft, dat is een mili-seconde voor het groen oplicht en waar de mensen hier op getraind lijken, gaat het gas volledig open. Met Betsy, de Liberator, was rijden door de stad al een feestje en uitdaging om als eerste weg te zijn, met de kleine Honda raas ik door de zes versnellingen als in een Fomule 1 start in een race met alle motorfietsen van Japanse, Indiase, Colombiaanse en Chinese makelij, alsof ik in mijn leven niet anders gedaan heb. Vanuit mijn ooghoeken zie ik de mensen uit de busjes naar me staren, ik zie ze denken ’hier klopt iets niet in het beeld’. Een moment later zie ik dan een glimlach verschijnen als ze de puzzel hebben opgelost, ’ahh, het is een gringo’. Met zonnebril en helm kunnen alleen mijn te witte handen of een stukje kin en mond-met-grijns me verraden dat ik een gringo ben op een typisch Colombiaanse motor met Colombiaans kenteken en Colombiaans weggedrag. Mijn enthousiasme om als een danser door het verkeer te gaan, kan ik wat temperen door de ongelukken om me heen. In de twee uur in de stad zie ik maar liefst vier ongelukken met motorfietsen, drie daarvan zijn zo vers dat de berijder nog ligt te kreperen op de grond. En het verkeer? Dat slingert als een slang om de plek van het accident en brult verder op weg. Even later is het alweer droog en parkeer ik de motor veilig in een ’parqueadero’ (parking, stalling) in dit geval voor alleen motorfietsen op de Alpujarra, het hart van de stad met stadskantoren, rechtbank en ’el hueco’ (het ’gat’ waar alles verkrijgbaar is) dichtbij. Zonder kaart of GPS sta ik hier, veilig en wel, alsof ik hier thuis ben, en intens happy.

Maria Santos Gorrotiesta, RIP

woensdag, december 12th, 2012
Maria Santos Gorrotiesta, RIP

Rionegro, Colombia, 10 december 2012

Vlak voordat ik de trein richting Duitsland in stapte las ik een bericht in The Economist dat me bij is gebleven. Het is blijven hangen maar bracht me ook terug in de tijd.
Afgelopen week is in Mexico burgemeester nummer 30 ontvoerd, gemarteld en omgebracht. Nauwelijks nog nieuws. Waarom het mij trof? Omdat het me terug bracht in de tijd. Dit zich heeft afgespeeld in de streek waar ik doorheen ben gereisd. Ik had net een week of zo daarvoor mijn baan opgezegd toen ik het ’Wilde Westen’ van Michoacan in trok. Het Wilde Westen genaamd omdat hier maar liefst drie drugsbendes strijden om de macht over de drugshandel (-doorvoer vanuit het zuiden richting VS). Misschien was ik nog wat extra sensitief, geen werk, geen retourticket? Een streek vol armoede en nul toerisme ondanks de prachtige stranden. Wat mij toen en nu raakte is het ongelofelijke contrast tussen het inmens wrede geweld aan de ene kant en de super vriendelijkheid van de mensen die ik daar heb ontmoet aan de andere kant. In de plaatselijke krant stond op de voorpagina een foto die ik nog steeds scherp voor de geest kan halen. Een berg van zestien ontkleedde lijken van politie-agenten op elkaar gestapeld langs de weg. Een foto in kleur, zonder gêne en tot op het diepste detail gruwelijk. ’Houdt het dan hier nooit op daar voor mensen van goede wil?’ dacht ik toen.
Maria Santos Gorrotiesta (36) was al geen burgemeester meer. De plaatselijke corruptie had daar al mee afgerekend. Haar echtgenoot was in de tijd dat ze nog wel burgemeester was, samen met haar en de drie kids in een hinderlaag gelokt en hij was daarbij omgekomen. Ze streed voor de ontwikkeling van bevolking en streek. Haar droom (ondanks opgeleid tot dokter) was om parlementslid te worden.
Ze is ontvoerd onderweg om haar zoontje naar school te brengen. In daglicht, met genoeg getuigen om haar desondanks zonder gevolgen mee te nemen, is ze vervolgens gemarteld en omgebracht en na een paar dagen terug gevonden langs de kant van de weg.
Een tweetal quotes van haar na de tweede poging tot moord en voor de fatale derde:
“The inner strength that has moved me to get up, even when I’m dying, has served to demonstrate and make tangible the great commitment that I have with my ideas, my projects for the future, and, of course for the people who witnessed my birth and for whom I will get up however many times God allows me to, to keep on searching, scratching, negotiating plans, projects and actions for the benefit of all of society, but, in particular, for the vulnerable ones.”
En:
“I have walked a long road towards freedom, and I have tried not to hesitate. I’ve stumbled along the way, but I’ve discovered that great secret; that after climbing a hill, one finds that there are many more behind that. I’ve given myself a moment of rest to look at the glorious landscape that surrounds me, the view back towards the road I’ve traveled. But I can only rest for a moment, because freedom brings with it responsibilities and I don’t dare fall behind. My long road is not yet finished; the footprint that we leave behind in our country depends on the battle that we lose and the loyalty we put into it. Today, it is a privilege to be part of the history of Tiquicheo, Michoacan.”
Van Michoacan herinner ik me de tocht op zondagavond in de achterbak van een roestige, krakend en kreunende Chevy pickup van een boer. Ik had hem ontmoet bij de bierhandel. Zijn uitnodiging om mee te gaan naar het stierenvechten die avond bracht hij met handen en voeten. Het stierengevecht heb ik eerder beschreven, ging niet door want de beesten waren ontsnapt. Diep in de nacht met de achterbak vol met nog een paar feestgangers weer terug, het krat bier leeg. Door de open raampjes van de Chevy de stereo op maximum volume met lokale muziek.
De volgende morgen ontdekte ik dat ik mijn fototoestel was vergeten. Natuurlijk had ik geen idee uit welk gehucht of dorp de ’ranchero’ vandaan kwam of over het kenteken van de Chevy of zijn volledige naam. Ik had het toestel al opgegeven. Maandagmiddag toch maar even informeren bij de dame van de bier- en etenswaren-handel. Mijn fototoestel was al terug gebracht! Ook dat is Michoacan. Zou het ooit zonder elkaar kunnen, de oprechte vriendelijkheid van de één en de gewetenloze wreedheid van de ander? Is dat wat Maria Santos ook bedoelt met ’the glorious landscape thats surrounds me’ (de mensen die beter verdienen en daarvoor hard werken) en ’the view back (op al het geweld)’? Een goed mens is vermoord. Het is bijna Kerst en opnieuw maken we ons lijstje met goede voornemens voor het nieuwe jaar. Mag dat een beetje meer steun zijn voor allen die vanuit het hart strijden voor een goed doel zonder wapens of geweld?

Panama

maandag, december 10th, 2012
Panama

Panama-stad, zondag 9 december 2012

In Utrecht laat de bus naar Centraal Station lang op zich wachten, ’ga ik de trein van 20.51 nog wel halen?’ spookt door mijn hoofd. Als ik binnen stap vraag de buschauffeur ’ga je op vakantie?’. Ik blijf met hem kletsen de hele weg en verdrijf daarmee een beetje de zenuwen. Hij is Turks van achtergrond en inmiddels acht jaar in Nederland. ’Ik ben één keer zeven weken terug geweest, ik was blij om weer terug naar Utrecht te kunnen gaan’. Ik vertel hem over Colombia, Diana, de ’inboergering’, de busreis gaat snel. De trein zal ik missen.
De info medewerker-met-NS-pet is duidelijk, ’nee, het is te laat, de trein van 20.51 was de laatste naar Düsseldorf’. Ik snap het niet, ’er gaat toch nog een laatste trein?’ vraag ik. ’Nee, dit is de laatste, morgenochtend gaat de volgende’ en hij kijkt me aan alsof dat zo is. Het is koud in het station, en ik heb de loodzware tas, vijf kilo stroopwafels, vijf kilo kaas, twaalf Oldtimers t-shirts, drie paar schoenen van Diana, et cetera het hele perron over gesleept, ik zweet ondanks de kou. Volgens het weerbericht -17 graden vannacht, daar lijkt het nu helemaal niet op. Ik trek me terug tegen de gevel van de boxershort- en sokkenwinkel. Wat nu? De auto uit de parkeergarage van het werk halen? Rijden en daar een parkeerplek zoeken? Larry bellen? Ik loop terug naar de info-stand. De man-met-pet trekt kennelijk zich mijn lot aan, hij komt uit de infostand en toont me het display van zijn handcomputer, ’kijk, geen trein meer, dit hier is de volgende’ en hij wijst op de eerste verbinding morgenochtend. ’Ik vlieg morgenochtend van daar uit en moet er dus vroeg zijn, dat ga ik niet halen met die verbinding’ zeg ik. ’Kom we gaan het even vragen’ en hij beent de grote stationshal over. ’Meenemen die bagage’ zegt hij streng als ik beide bagagestukken naast de ingang posteer. Ik gehoorzaam. Bij de balie zoekt een dame naar een mogelijke verbinding. Ze praten over Heerlen en Venlo, wat is het kortst van die twee per taxi naar Düsseldorf vragen ze hardop af. ’Ik denk zo’n tachtig Euro’ zegt hij tegen mij. Ik denk ’dat valt best mee’. Dan schiet hij weg. ’Connie, Connie’ roept hij tegen de dame van NS Hispeed, het aangrenzende kantoor afgesloten van de gewone NS-balie door een glazen wand. Hij legt haar de vraag voor. Zij loopt weg naar een computerscherm aan de balie ver achter de glazen wand, komt terug en spreekt het verlossende woord, ’ja hoor, er is nog één mogelijkheid, wacht even, dan print ik hem voor je uit’.
Via een overstap op Amersfoort, Enschede, wacht ik buiten op het perron een half uur in een ijzige koude op Münster voor de aansluiting naar Düsseldorf. Die komt en geen moment te vroeg.
In de trein ben ik begonnen in ’A time of gifts’ van Patrick Leigh Fermor, meestal ’Sir Paddy’ genoemd. In die Klassieker beschrijft hij zijn voettocht van Hoek van Holland naar Constantinopel. Zijn verhaal start in 1933 en beslaat deze reis van twee jaar. Ik ben verbaasd als ik lees over de sneeuw in Nederland, het is dan december. Dacht ik nog dat de sneeuw die de afgelopen dagen is gevallen en de kou extreem is, dan moet in nu die gedachte bijstellen. Hij beschrijft de kade van R’dam, Onder de Boompjes in de sneeuw, en zijn toch start echt als hij een caféhouder vertelt over zijn voettocht waarop deze Paddy een kopstoot (jenever en bier) aanbied, ’de reis is nu echt begonnen’. Hij is achttien jaar oud. Via Dordrecht, Sliedrecht en de Bommelerwaard (Zaltbommel) loopt hij Nederland uit in de winter. Nu ik in de trein ben weg gedoken in dat boek en buiten alles wit en koud is, vormt dat een prachtige gelijkenis. Ik ben benieuwd of hij nog langs de dijk en het huis van mijn opa en oma is gekomen. 1933 en het boek boeit nog steeds. Sir Paddy is dit jaar in zijn huis in de Mani, Griekenland, overleden. In Engeland en in de reisliteratuur een bekend figuur. Hij is allereerst bekend geworden in WOII. Op Kreta ontvoert hij samen met Griekse guerilla de Duitse commandant, een generaal. Het Duitse garnizoen maakt jacht op hen. Zij vluchten voort over de bergen. Na twee dagen op de vlucht, breekt de eerste zon de dag open op de berg waarover zij zich al twee dagen een weg banen. De Duitse generaal mompelt een Oud-Grieks gedicht en Paddy vult in en afwisselend herinneren beiden zich de tekst al doende tot het eind. Een lange stilte volgt. ’Ach so, Herr Major’, zegt de Duitser waarop Paddy het relaas vervolgt met ’it was very strange. As tough, for a long moment war had ceased to exist. We had both drunk at the same fountains long before; and things were different between us for the rest of our time together’. We hadden beiden uit dezelfde bronnen gedronken lang geleden als metafoor voor dezelfde soort opvoeding, als metafooor voor de overeenkomsten in plaats van de verschillen, de oorlog had opgehouden te bestaan. Als je een dergelijk voorval zo kunt beschrijven behoor je tot de Klassiekers.
De monorail van het station naar de luchthaven moet nog aan de eerste rit naar de gate beginnen als ik een dekentje tegen de kou over mijn benen drappeer in de tussenhal. Een hal tussen de treinsporen en de gate-verbinding. Ook hier is het koud, koffers met wieltjes rollen voorbij, wachten, nemen plaats of rollen door naar de gate-verbinding en wachten daar.
In Düsseldorf ben ik na een dochter met vader nummer drie als wachtende om in te checken. De balie van Iberia is nog niet open. Vader en dochter blijken ook Nederlanders te zijn. Pa heeft in Medellin gewoond en gewerkt en is 28 jaar geleden getrouwd met een Colombiaanse. Als ik beter kijk naar de prachtige jongedame kan ik de Colombiaanse roots zien. Ook leuk, zij is fotomodel voor de Harley-Davidson kleding lijn. Zij zijn op exact dezelfde vlucht als ik. De enige zorg die we hebben is de relatief korte overstaptijd op Madrid van één uur.
In Madrid gaan we als een speer uit het vliegtuig. Ik ben tijdens de vlucht met handbagage en al naar voren geschoven om met hen snel door te kunnen. Zonder probleem staan we op tijd bij de volgende gate.
De vlucht Madrid-Panama duurt elf uur. Het toestel is al wat ouder lijkt het. Ik leid dat af uit de karige entertainment-voorzieningen aan boord. Geeft niks, de vlucht verloopt soepel. Tocumen international airport voelt vertrouwd. Hier stond ik eerder te kijken naar de KLM Jumbo’s, ik mijn gedachten kan ik terughalen ’als ik nu instap ben ik terug, nee, pas als de tijd daarvoor is aangebroken’. Dat moment heeft nog lang op zich laten wachten weet ik nu.
Omboeken voor een vlucht naar Medellin op zaterdagavond in plaats van morgenochtend kan, voor $500, laat maar. Ik ga moeiteloos door de douane ondanks dat ik geen verblijfadres heb ingevuld. De douanier vult het Sheraton in als hij daar mij naar vraagt, dat is het eerste dat me te binnen schiet. Buiten vraag ik aan een politie-agent voor een taxi of bus naar een hotel dichtbij. Hij roept een man en die leidt me naar zijn taxi. Taxi blijkt een witte gewone auto. Ik stap in bij een snorder, geen legale (gele) taxi. Het is bewolkt en dat drukt de temperatuur naar 32 graden! ’Hola, ik ben Franciso’ zegt hij. Francisco is een donker getinte vijftiger. Hij pakt het handkoffertje aan nog voor ik mijn naam heb kunnen zeggen. Francisco grijnst van oor tot oor. In de auto leg ik uit wat ik wil. In heb gehoord dat op vijf à tien minuten afstand van het vliegveld een hotel staat. Daar wil ik naar toe. Panama-stad vanaf Tocumen, het vliegveld is een klein half uur met een taxi. Daar heb ik weinig trek in, morgenochtend wil ik vroeg op het vliegveld zijn. Ik moet dan opnieuw door de douane en vooral op zondag kan dat zomaar lang duren, halve kracht of druk. Francisco ziet al iets heel anders voor zich. ’Kom, we gaan naar een hotel in de stad. Ik weet een goed hotel, tachtig dollar en dichtbij zijn alle goede clubs.’ ’Ik wil slapen, eten en slapen’ zeg ik en vertel over de reis die gister’avond al is gestart en dat ik geen oog dicht heb gedaan en het eten karig was. ’Ahh’, zegt Franciso, ’eerst een meisje en dan nog beter slapen, een echte Panamese’. Ik vertel over Colombia. ’Een Panamese of Colombiaanse maakt niet uit, eerst feestje vieren en dan slapen’. Hij ziet in een man-alleen-op-reis iets anders als wat ik voor deze nacht voor ogen heb. ’Ik vertel over mijn eerste keer Panama, en vaag naar lokale muziek, Samy en Sandra als ik me goed herinner. Glunderend trekt hij de greatest hits kopie-cd van hen te voorschijn. Op vol volume stuiven we verder. Hij herinnert zich na wat aandringen waar het hotel dichtbij is. Bij de receptie vraag ik naar de prijs, dat valt niet mee, ik vraag Francisco naar zijn prijs heen en morgen ophalen terug, dat valt nog minder mee. Daarmee stel ik hem teleur. Ik blijf.
Even voor vijf uur geeft de wekker aan. Vanaf negen uur gister’avond zak ik al weg in korte, diepe slaapjes. De airco zoemt zachtjes op 24 graden. In de douche wacht ik tot het water van lauw naar warm gaat. Dat blijft uit. Ahh, warm en koud zijn omgedraaid ontdek ik twee minuten later. Je weet dat je in de Tropen bent als het koud water niet koud wil zijn, maar lauw tot warm blijft. Buiten een wolkenloze hemel, het is nog voor acht uur en al 35 graden, helemaal lekker! Op weg weer naar het vliegveld, de eerste vlucht naar Medellin.