Opnieuw een roadblock

november 28th, 2009
Opnieuw een roadblock

Potosi, Bolivia, 28 (denk ik) november  2009

Even een kort bericht. Ben vanuit Peru via het meer van Titicaca Bolivia ingetrokken, twee kilometer voor de grens nog een lekke voorband. Bolivia ligt volledig op hoogvlakte en is dus koud. Regenseizoen is al begonnen en dat betekent meestal in de middag, avond & nacht volop regen. Via La Paz en Oruro naar Potosi. Dat klinkt simpel maar op de doorgaande route vanuit La Paz werd op een cruciale afslag gestaakt. Dit keer een roadblock waar niemand door komt. Oftewel een gigantische rij trucks, bussen en auto´s. De afslag is in een plaatsje van niks en het enige wat we hoorden was dat waarschijnloijk de volgende dag het verkeer word door gelaten. Tja, wat doe je dan? Met de GPS een eigen route rijden om het roadblock te omzeilen. Inmiddels regende het volop maar toch de dirt roads opgezocht. De eerste kilometers was nog goed te doen, veel keien op een zanderige ondergrond. Daarna kwam de modder. Slechts 1 keer onderuit gegaan dus niks te klagen. Zolang ik met de Libertador maar een beetje vaart kan houden, glij ik er wel door heen. In bochten en hobbels is dat lastig maar te doen. Tot twee keer toe vast komen te staan in de modder, achterwiel zeg maar weggezakt. Toch zonder hulp daar uit gekomen. Toen hield ook de dirtroad op ….  Dwars door de woestijn over struiken, door kleine greppels en uiteindelijk ook nog net omgeploegde akkers. Op 1 struik ben ik blijven steken en inmiddels zo ver gesloopt dat ik een duwtje nodig had. Op boven de 4000 meter is iedere activiteit al behoorlijk uitputtend, laat staan je eigen motor tot twee keer toe los trekken uit de modder. Uiteindelijk dus op de weg weer uitgekomen. Over dit offroad stukje van 10 km hebben we ongeveer drie uur gedaan.

Over de weg van Oruro naar Potosi kneep ik hem want op de kaart is dat van de 280 km ongeveer 180 km dirt road. Laat de regering nou net dit stuk geasfalteerd hebben een jaar geleden. Met die mazzel was Potosi bereiken dus een eitje.

Morgen vertrek ik met maar liefst 3 offroad motorfietsen naar Uyuni. Daar volgt voor mij de keuze of ik de zoutvlakte naar Chili (300km) kan oversteken of niet. De berichten over het zout zijn wisselend, staat er water op of niet? Als het nat is houdt het op, droog is geen punt (behalve benzine, water, etc). De weg naar Uyuni is in ieder geval niet geasfalteerd. We vertrekken vroeg omdat de regen meestal (!) in de middag begint.

´Urgente, urgente, un nuevo presidente´

november 23rd, 2009
´Urgente, urgente, un nuevo presidente´

 

Puno (Lago Titicaca), Peru, 23 november 2009

Vanaf Lima bereik ik in 1 volle dag Nasca. De weg loopt langs de kust en het landschap is opnieuw voornamelijk woestijn. Oprijden met de twee XT’s gaat goed. Vlak voor Nasca passeren we de zogenaamde ‘Nasca lines’. In de woestijn zijn gigantische figuren aangebracht. Het regent hier nooit en dus zijn deze eeuwenoude figuren nog zichtbaar. Eigenlijk zijn ze alleen vanuit de lucht goed zichtbaar. Niemand die weet het waarom. De Panamericano gaat dwars door die woestijn en enkele figuren heen. Vanaf een uitzichtstoren zijn twee figuren zichtbaar, een hand en een boom. Voor mij voldoende kennismaking. De vele mogelijkheden om een rondvlucht te doen, laat ik voor wat het is.

Ondanks goede bedoelingen vertrekken we de dag daarop pas laat. Auke en Marieke hadden vroeg een afspraak om een rondvlucht, duurt een half uur, te maken maar dat loopt nogal uit. Na Nasca gaan we landinwaarts. De weg stijgt snel. Ondanks alle berichten over de sleche staat van de weg valt me dat mee. Door het geslinger omhoog ga ik sowieso niet snel en kan daardoor prima de slechte stukken meestal omzeilen. Door het lage zuurstofgehalte verlies ik vermogen. Op zo’n 3800 meter stel ik het lucht-benzine mengsel van de carburateur anders af en dat levert een merkbaar verschil op. Bij wegwerkzaamheden moeten we anderhalf uur wachten voor we door mogen. We bereiken nog net voor het donker Puquio. Een klein bergdorp, hoog en koud. Door een regionale leraren bijeenkomst zijn alle pensions vol. We lopen Wallis tegen het lijf. Hij wordt geplaagd door zijn rug en gaat met de nachtbus verder naar Cusco. We kunnen zijn kamer gebruiken. Dat is mazzel. De eigenaresse van het hostal was al bezig om haar woonkamer voor ons geschikt te maken.

De volgende dag stijgen we naar boven de 4000 meter. Hoofdpijn en duizelig als ik buk om water uit m’n tas te pakken. Niet gewend aan de hoogte. Het regent fors, hagel en onweer. De verbazing over de eerste lama die de weg oversteekt verdwijnt snel. Hele kuddes kijken ons later op de dag verbaast aan. Het is dan inmiddels steenkoud. De regen blijft ons volgen tot aan Abancay. Een algemene staking is aan de gang. De weg is geblokkeerd met stenen en takken maar met de motor is daar makkelijk om heen te komen.

Vanuit Abancay vertrekken we richting Cusco. Dat gaat echter niet zo maar. Het is maandag en de staking heeft zich uitgebreid. Groepen mensen lopen door de hoofdstraat met spandoeken en ropen slogans als ‘urgente, urgente, un nuevo presidente’. De stad is door de staking afgesloten. Auto’s, vrachtwagens en bussen komen de stad niet meer in of uit. En motorfietsen? Niemand die het weet. We gaan op pad. De receptionist van het hotel legt een sluiproute uit. De hoofdstraat is de straat om te vermijden. Grote groepen mensen en buiten het centrum is de straat gebarricardeerd. We steken de hoofdstraat over en rijden direct steil omhoog. Als we boven stoppen krijgen we direct adviezen en waarschuwingen. Zelf kijken lijkt de beste keuze. Uiteindelijk sturen we de hoofdstraat op, richting Cusco. Op straat veel grote stenen, gebroken glas, takken en bomen. De Liberator, ‘el Libertador’ voorop. Het lukt me aardig om alle obstakels te ontwijken, mensen langs de kant kijken veemd op en roepen soms wat. Gewoon gas blijven geven. Op een kruising word ik tot staan gebracht. Een man met een vlag springt voor de motor. “Niemand komt hier door’ schreeuwt hij al zwaaiend met zijn vlag. Hij gebaart met heftige bewegingen dat ik de motor moet uitzetten. Een andere heethoofd slaat een glazen fles kapot voor mijn voorband. Direct achter hem kijken een man of twintig toe. De man-met-vlag blijft schreeuwen maar met mijn helm op is het lastig praten. Hij herhaalt veelvuldig zijn boodschap, ‘nadie pasar par aqui’. Als hij een korte stilte laat vallen is het mijn beurt om te praten. Ik vertel dat wij weten waarvoor de staking is, dat we sympathisant zijn maar vooral ook buitenlanders zijn die geen enkele rol in dit conflict spelen. Het conflict draait om een scheve verdeling van de regionale budgetten. De huidige regio president geeft 50% van het budget uit aan 1 regio, de andere 6 moeten het met de andere helft doen en daarom moet hij weg. Tja, over verdelen van budgetten kan ik mee praten maar dat hou ik toch maar voor me. Na de uitleg probeer ik de buitenlander kaart nog te spelen en ook dat we de dag daarvoor wel de stad in konden en waarom dan nu niet naar buiten. Het maakt weinig indruk. ‘Terug met die motoren, terug’. We draaien de motoren terug in een soort van berm. In de groep van 20 barst een discussie los. Twee vrouwen nemen het voor ons op. Na een kwartier komt de man-met-vlag het resutaat vertellen. Zij zijn bereid ons door te laten en ook de volgende blokkade zal ons dan doorlaten. ‘Het risico voor jullie is groot’. “Bij de uitgang van de stad gaat het er heftig aan toe, iederen die dichtbij komt wordt met stenen bekogeld’.  Anderen uit de groep van 20 bevestigen dat.  Glas wordt weggeveegd en we gaan door. De straat is bezaaid met keien en gebroken glas, een Peruaan wijst ons op de spijkers die uitgestooid zijn in het midden. De laatste blokkade is een grote boom dwars over de weg. Een oud vrouwtje schreeuwt naar ons en wil ons te lijf gaan met wat takken maar wordt lachend door omstanders weggevoerd. De groep is goed gemutst en kennelijk is het al heel wat dat we hier zijn en dus gaat de boom met vereende kracht op zij om ons door te laten. Al met al heeft het twee uur geduurd voor we de stad uit zijn, maar we zijn weer op pad. Einde van de dag zijn we in Cusco, in vier dagen sturen vanaf Lima.

Machupicchu is een goed bewaakt historisch monument. Onmogelijk om met eigen vervoer daar naar toe te gaan. We besluiten om zo ver als mogelijk te komen en daardoor de perdure trein zo veel mogelijk te vermijden. We vergissen ons in de afstand, geen 80 km naar Santa Teresa maar 180 km. Het offroad deel klopt wel, zo’n 40 km. Vanaf Santa Teresa met de trein naar een plaatsje aan de voet van Machupicchu. Het idee om Machupicchu met zonsopgang te zien gaat letterlijk op in de mist en wat regen.

In de nacht voor we vertrekken vanuit Santa Teresa is het noodweer. De volgende ochtend regent het nog steeds. Mijn banden heb ik met een derde leeg laten lopen om wat makkelijker over de keien en nu hoogstwaarschijnlijk modder heen te loodsen. Een gouden greep. De weg loopt halverwege een berg. Door het noodweer zijn grote stenen en rotsen op de weg terecht gekomen. Een shovel is met groot kabaal bezig het pad, de weg, vrij te maken. Met het weer blijft het tobben. Op weg naar Puno regen, hagel, storm. Op zo’n 200 km ‘altiplano’, een hoogvlakte op 4300 meter hoogte, is het bitterkoud. Ondanks de kou is het prachtig. Een eind van de weg steken bergen nu nog maar een stukje de hemel in. Geen stekelige vormen maar zacht, alsof gigantische olifantenvoeten naar je op weg zijn. De wolken kun je bijna aanraken. Op een dergelijke hoogte verliest de motor fors vermogen door de ijle lucht. Met een gewijzigde afstelling van de carburateur lijkt het alsof ik een locomotief bestuur. Langzaam aan op gang maar eenmaal op snelheid zoef ik als een trein over de eenzame weg die ik voor mezelf heb. 

Ben nu in Puno aan het Titicaca meer, ’s-werelds hoogst gelegen meer. Hiervandaan trek ik Bolivia in en dan wordt het echt spannend. Ruim 80% van de wegen in Bolivia zijn onverhard, alleen de wegen rondom La Paz zijn geplaveid. De uitgaande wegen naar Chili en Argentinie zijn onverhard. De staat van de onverharde wegen is slecht tot zeer slecht. Marcus is hard gevallen maar kon wel doorgaan. Waar ik het vandaan haal weet ik niet, maar ik ga het proberen. Op de offroad rit naar Machupicchu voelde ik mezelf een motorsloper (wie bedenkt zo’n route met een motor uit 1943?) maar uiteindelijk bleek dat meer tussen mijn oren te zitten dan dat de motor een krimp van ongenoegen heeft gegeven. Met zachte banden in meestal de tweede versnelling vooral doorgaan, voort hobbelen over al wat de weg te bieden heeft. Dwars door riviertjes, keien, kuilen en modder, langs afgronden en over houten brugjes. Yeah!

Vanaf Puno wil ik naar La Paz, Cochabamba, Sucre, Potosi en daar een keuze maken naar Chili of Argentinie. Door de zoutvlaktes van Uyuni of niet? Volgend bericht weet ik meer.

‘El ultimo macho del Peru’

november 17th, 2009
'El ultimo macho del Peru'

Cusco, 17 november 2009

De Panamericano volgt vanaf Piura de kust tot aan Lima. In totaal is dat zo’n 1200 km. Volledig woestijngebied met zo om de 80 a 100 km een stadje. Uitzondering is het deel van Piura tot Lambayeque met ruim 200 km tussen deze steden, De woestijnweg is gelukkig geen rechttoe-rechtaan weg, maar vouwt zich om lage bergen, door hopen steen en af en toe om enorme duinen heen. Heel af en toe is de oceaan zichtbaar. De wind is fris en af toe hard genoeg om het zand over de weg te laten dwarrelen zodat zandbergjes zich ophopen op de weg. De steden liggen laag en de directe omgeving is alleen daar groen, letterlijk een oase. Na het te weinig benzine avontuur in de woestijn van Piura tank ik vaker. Tussen de steden is nauwelijks verkeer, wat vrachtwagens en bussen die het personenvervoer verzorgen.

In Trujillo vind ik een klein, goedkoop pension. Het stoepje is net te hoog voor de motor en opnieuw rij ik daardoor de uitlaat in twee stukken. De eigenaar van het hostal helpt me met de motor de receptie ruimte binnen te duwen. Mijn kamer is oud, gerafelde gordijnen, een handdoek waar je doorheen kunt kijken, warm water in een ver verleden toen de electrische douchekop nog werkte en een dun doorgezakt matras. De overige gasten zijn Peruanen, een kamer is ook voor een uur of iets meer te huur. Kortom, ik ben een uitzondering hier. Op de foto een andere hotelgast, hij verkoopt bezems en trekt van stad naar stad.

De eigenaar van het hostal, Oscar, wil van alles over de roadtrip horen. We gaan voor 1 bier naar zijn stamcafe. Het is zaterdag en na de eerste fles bier, vrijwel altijd halve liters hier in Peru, volgen er nog een paar. Na wat van mijn verhalen te hebben gehoord is het mijn beurt om hem uit te horen. Dat is niet moeilijk. Oscar vertelt graag over zijn achtergrond. Hij is het zesde kind uit een gezin van negen kinderen. Maar dan komt het. Zijn vader heeft 62 kinderen! Twee en zestig kinderen bij twaalf vrouwen. Oscar is nummer 54. Ik heb moeite om hem serieus te nemen. Hij vertelt echter met zo veel overtuiging dat ik hem wel moet geloven. Hij is trots op zijn vader. Don German was een gevierd ondernemer in Peru. Opgegroeid in het zuiden als arme boerenzoon, heeft hij een groot aannemers en transportbedrijf opgebouwd en een gigantisch groot netwerk van gezinnen dus. Oscar kent veel van zijn broers en zussen, zijn moeder en vader maar weet nauwelijks iets van de andere vrouwen van zijn vader. De verhalen over en van zijn vader zijn een boek waard. Waarom weet ik niet echt maar hij wil dat ik de verhalen ga opschrijven. De titel voor het boek heeft hij al, ‘El ultimo macho del Peru’, ‘de laatste macho van Peru’. Ook een film zou er wel in moeten zitten (welk genre?). Terug in zijn hotel krijg ik een kopie mee van een soort herdenkingsboekje over zijn vader. Achterin staan de kinderen opgesomd, 61 namen en geboortedata, de laatste, nummer 62, was toen nog niet geboren.

Vanaf Trujillo is het twee dagen sturen naar Lima. De Panamericano gaat door de stad heen. Ik wil door het oude centrum om naar Miraflores, langs de oceaan, te komen. Het verkeer loopt volledig vast. Voor het parlementsgebouw trekt een demonstratie langs. Straten zijn geblokkeerd door oproer politie. Het verkeer in Lima is sowieso een chaos, met drie rijen naast elkaar op twee banen, vier op drie etc. Bussen gaan gewoon, duwen je weg en laten met gemak passagiers uitstappen op een middenbaan. Een taxi pobeert vanaf de zijkant over me heen te gaan, een klap met de vlakke hand op zijn motorkap schud hem wakker. De stank en het lawaai zijn indrukwekkend maar niet bepaald uitnodigend om aan het verkeer deel te nemen. Vanaf het centrum naar Miraflores is een kilometer of zes, misschien tien. Ik doe er drie uur over.

Ik wil in Lima zijn om olie te verversen, wat Amerikaanse boutjes en moertjes en een oliefilter te vinden. Ik dacht dat Lima wel een Harley dealer zou hebben maar dat is niet het geval. Buell Bob wist me dat aan de grens al te vertellen. Hij had echter wel een Harley sleuteladres voor me. De volgende dag zoek ik Incarider op. Dat valt niet mee. Wijken hebben regelmatig zelfde straatnamen. Na een uurtje volg ik Jorge’s advies bel hem. Hij pikt me op met een Sportster. Die dag en de volgende dagen breng ik bij hen door. De spullen die ik nodig heb heeft hij niet, maar vindt hij voor me elders in Lima. Op donderdagavond gaan we op stap. Iedere donderdagavond vind ergens in Lima een Harley meeting plaats. Als we door de stad rijden krijgt Jorge het aan de stok met een taxichaufeur die hem grof de weg afsnijdt. Na de eerste verwensingen komt het Latijns Amerikaanse temperament naar boven en spuugt Jorge de taxi in. Na een korte en wilde achtervolging waarin we stuivertje verwisselen van achtervolgde naar achtervolger, besluit de taxichaufeur zijn klant op weg te brengen.  Een relatieve rust keert terug en we vervolgen onze weg.

Op de Harley meeting hoor ik dat een motor met zijspan een tijdje in de stad heeft gebivakkeerd. Dat kan niemand anders zijn als Wallis met zijn Ural zijspan. Ik weet dat hij hier wat problemen met de motor had op te lossen. Volgens een ander is hij nog in de stad. Weer een ander weet welk hotel hij verbleef. Afijn, met wat bellen heb ik hem opeens aan de lijn. Het is weliswaar half een in de nacht maar na Cartagena heb ik hem niet meer gesproken en dus babbelen we er rustig op los.

Na de diefstal uit m’n hotelkamer ben ik behoorlijk ik mineur. De eigenaar en familie van het pension vinden het vreselijk wat gebeurt is. Ondanks dat ik gratis verblijf kan ik maar slecht aarden. Op advies van zo’n beetje iedereen verhuis ik naar een ander hotel. Dat breekt mijn negatieve stemming. Ook de motor heeft wat aandacht nodig, de voorrem blijft weer regelmatig hangen. Samen met Wallis (oud monteur voor het Canadese leger) besteed ik daar de nodige uurtjes aan, maar dan functioneert de voorrem als nieuw. Ondanks dat ik het verkeer een ramp vind, wurm ik me dagelijks hierdoor heen. Ik heb diep respect voor de lokale motorrijders. Nergens ter wereld heb ik een minachting voor overige weggebruikers gezien als hier. Het recht van de sterkste is hier vijwel de enige regel. Uiterst links rijden om dan op het laatste moment rechts af te slaan. Een enkele uitzondering gebruikt knipperlichten. Van drie naar twee banen betekent voor een motorrijder dat je gesandwiched wordt. Tussen bussen als sandwich is alsof je in een tunnel rijdt die steeds nauwer wordt. Lima kent geen metro of tram en daardoor rijden een gigantische hoeveelheid kleine bussen door de stad. Op de rechter rijbaan zijn de instapplaatsen soms aangegeven maar de bussen stoppen voor iedere klant die zijn hand opsteekt. Tussen de stops gaat het gas er op, inhalen, middenbaan, linkerbaan en weer terug naar rechts. Alleen de Expressweg en de Panamericano zijn doorgangswegen die als het ware in een open tunnel, een betonnen bak, door de stad heen gaan. Op die twee wegen staat echter bijna de hele dag het verkeer stil of in langzaam file. Ook voor de files geldt dat ieder gaatje een meter dichter bij een stoplicht of knelpunt betekent. Zodoende beweegt het verkeer zich als langwerpige bak met wurmen die allemaal naar dezelfde richting kruipen, langs, over en naast elkaar. Het aantal motorrijders is gering. Dit is echt een videospel met je leven als inzet.

Met Wallis en Auke & Marieke verblijf ik in hetzelfde hotel. We gaan allemaal dezelfde richting op. Wallis zal als eerste vertrekken met zijn Ural zijspan. Hij was in zijn eentje al afgeladen maar nu gaat zijn Peruaanse vlam ook mee. De Ural gaat langzaam. Hij houdt er nog steeds een militaire discipline op na en maakt zijn kilometers in vele uren rijden per dag. Na Nasca loopt de route van zeeniveau naar de hoogvlaktes op meer als vier kilometer hoogte richting Cusco en Machu Pichu. De berichten over de eerste 100 kilometer weg vanaf Nasca zijn slecht maar daarna zou het beter zijn. Gaat toch spannend worden die hoogvlaktes, de kou en de motor. Ik vertrek samen met Auke en Marieke op hun XT’s (beiden XT 600, 1985 en 1989) Eerst nog even wachten op de reparatie van een schokbreker van Mariekes motor. Mijn advies om wat ijzer in plaats van een schokbreker te gebruiken willen ze niet overnemen. Jammer. Oprijden met een andere motor die ook geen achtervering heeft lijkt mij best fun.

Inmiddels ben ik na vier volle dagen rijden vanaf Lima in Cusco geariveerd. Letterlijk diverse obstakels en hindernissen moeten nemen. Niet in een paar woorden samen te vatten, is voor het volgende bericht.

Travel light

november 12th, 2009
Travel light

Lima, Peru, 7 november 2009

Intuitie is goed maar je moet wel begrijpen wanneer het nodig is. In Lima heb ik een klein familiepension gevonden in Miraflores. Lima met 8 miljoen inwoners is onderverdeeld in stadsgebieden. Miraflores is daar 1 van, langs de oceaan en populair bij bezoekers. Hotels, hospedajes, hostals volop. Ik heb mijn intrek genomen in een klein familie pension. Eigenlijk ben ik de enige gast. De familie woont naast het pension. Ik heb het rijk alleen in wat vroeger een groot huis was, weliswaar behoorlijk verouderd maar in een rustig deel van de wijk. Op maandag blijf ik hangen. Ik heb Bigtwin beloofd een nieuw deel aan te leveren. Het is een prettig huis om te werken. In de middag zie ik de eigenaresse met een nieuwe gast voorbij komen vanachter een bureau dat ik tot mijn werkdomein heb gemaakt. Mijn kamer heeft uitzicht op de motor maar is piepklein. Einde van de middag ben ik klaar met schrijven. Een internetcafe is direct om de hoek. Ik loop er heen om een laatste afdruk te maken. Toch nog een afdruk om de laatste spellingsfouten te corrigeren. Het is druk in de winkel en ik wacht geduldig mijn beurt af. Het is prachtig weer, net boven de 20 graden en de zon schijnt volop. De bankjes in het parkje voor mijn pension zijn bezet. Dan maar binnen corrigeren. Als ik mijn kamerdeur open dwarrelen wat papieren van eerdere versies door de kamer. De wind denk ik door het open raam. De schrik slaat echter om mijn hart als ik m’n leren jack zie. Op het bed terwijl die over de stoel hing. Zakken open en m’n papieren hangen er half uit. Een blik op de minitafel waar ik de computer oplaad is genoeg. Zo’n beetje alles op de tafel is weg. Ik vlieg naar buiten maar dat heeft uiteraard geen nut. In mijn gedachten haal ik de andere pensiongast voor de geest. Ik zie hem nog voorbij lopen aan het bureau. Geen typische toerist, een rugzak maar geen rugzaktoerist, hij groet maar houdt zonnebril op, vaag nep leren jak, beetje een gladakker. Terug in het pension is de familie inmiddels gealarmeerd. Met hen loop ik naar de kamer van die andere, typische gast. Leeg. Hij heeft voor drie dagen betaald maar de kamer is leeg. De politie komt een kijkje nemen en neemt mij samen met een deel van de familie mee naar het bureau. Het grote politiebureau behandelt geen toeristen en dus mag ik naar een klein bureau wat verderop. De identiteitspapieren uit Ecuador waar de andere pension ‘gast’ zich mee heeft ingeschreven blijken vals.

De familie wordt eerst verhoord en dan is het mijn beurt. Tot mijn verbazing wil de agent geen aangifte opstellen. Het recht in Peru zit anders in elkaar. Aangifte betekent dat je iemand in staat van beschuldiging stelt. Ik wil de familie niet in problemen brengen maar ik wil wel een officieel document. Dat moet niet moeilijk zijn in een land waar overal en nergens stempels op worden gezet. Uiteindelijk wordt een zogenaamde ‘anuncio’, een verklaring, opgesteld, zonder voor te lezen. De agent wil dit vooral snel afhandelen, nu opeens wel snel. Ik teken met mijn vingerafdruk en handtekening en weg ben ik. Ik weet echter wat ik teken, een verklaring dat ik op straat ben beroofd zodat de familie buiten schot blijft. Ik ben daar OK mee. Geen idee wat de familie in het gesprek met de agent hiervoor heeft moeten betalen. Boven de deur hangt in het Spaans en Engels dat het doen van een valse aangifte strafbaar is, geld kennelijk anders voor behulpzaamheid van de sterke arm der wet daarbij.

Na de aangifte, een proces van bijna vier uur, bezorg ik het artikel en foto’s met de mail. Eigenlijk neem ik pas een grondige blik op mijn kamer als ik diep in de nacht terug kom. Dan blijkt dat de ellende nog veel groter is. Niet alleen de mini laptop, mobiel met pocket pc (die grote koelkast aan m’n oren die ik al 7 jaar overal naar meesleep), helmcamera maar ook alle kabels, USB stick, Buck knife, Maglite, card houder, zak met kleren, tweede portemonnaie met 100 dollar als reserve, calculator voor internetbankieren en een blikken doosje met motoronderdelen weg is. Wat ik nog wel heb zijn m’n papieren, leren jack, laarzen en een zak met de vuile was. De dief is door alles van mij heen gegaan. Materieel is de schade dus groot. Maar eigenlijk nog veel erger, de backup van een jaar dagboek notities is weg (backup op de computer), alle opnames met de helmcamera, het is allemaal weg, weg, weg. Het blikken Harley doosje weg is ook pijnlijk, met name de contactpuntjes en condensatoren kan ik zeker hier in Peru niet vinden. Volgens Gustavo, de president van de Harley club in Peru zijn er in totaal  zo’n 250 Harleys in het hele land op een bevolking van 28 miljoen inwoners, ik denk dat ik met zo’n 20% daarvan heb kennis gemaakt. Import ouder als 4 jaar is verboden dus mijn kansen op specifieke onderdelen zijn hier nihil.

De dagen daarop besteed ik aan de zwarte markt. Dat is een sof. De taxi en de gasten die me daarbij helpen weerhouden me van zelf zoeken. De wijken die we daarvoor bezoeken zijn bepaald niet fris te noemen, maar ik heb er ook niet al te veel vertrouwen in dat zij dat kunnen vinden met mijn beschrijving van wat er weg is. Dat gebeurt helaas dus ook niet.

Mijn gemoed is duidelijk in mineur. Het is geweldig dat Wallis (Ural zijspan) in Lima is. Met hem zou ik naar de verjaardag van de broer van zijn vriendin gaan op de maandagavond. Als ik niets van me laat horen, gaat hij op zoek en vind me uiteindelijk op het politiebureau. Jorge en Rosa van het enige Harley sleuteladres in Lima en Peru (Incarider) sleuren me op dinsdag uit het pension voor eten. Met Wallis ben ik een volgende avond op stap met Markus & Patricia, een Duits-Zwitsers stel met een Ural zijspan op weg van San Francisco naar Brazilie. Nogal alternatief. De Ural beschildert met peace tekens, de gitaar en andere muziek instrumenten achterop gebonden. Op donderdagavond arriveren Mariek & Auke in Lima. Vanuit Medellin waar zij ook hun onderhoud van hun twee ruim 20 jaar oude XT’s 600 doen bij Don Carlos in de Suzuki Super Servicio hebben we contact en nu dus ook elkaar ontmoet. Contact met al deze mensen, praten ver boutjes en moertjes, de roadtrip, helpt me enorm om de aandacht weer op de weg te krijgen. Weg uit de negatieve sferen, weg van de diefstal, de zwarte markt en de spullen die ik toch niet meer terug krijg en bezig zijn met waar het om gaat, ‘on the road’. En uiteindelijk, de motor, gereedschap en de meeste onderdelen, het wacht allemaal om on the road te gaan, dus ook hier geldt, wat een geluk dat ik gewoon door kan gaan zonder echte problemen. Dat vervolg is dan weliswaar met fors minder spullen, maar is dat niet precies wat ‘travel light’ betekent?

Vanaf hier richting zuiden, Ica, Nasca en de hoogvlaktes (meer als 4000 meter) op naar Cusco.

El campo, Ciudad Noe (Peru)

oktober 24th, 2009
El campo, Ciudad Noe (Peru)

Trujillo, 24 oktober 2009

Alhoewel ik regelmatig twijfel aan alle meningen over het vervolg van de route in Colombia vanaf Miranda door de provincie Cuenca richting San Agustin, krijgen de adviesgevers hun gelijk. Vanaf Miranda waar soldaten dag en nacht patrouille lopen houdt na de stad de bescherming op. Inmiddels zo gewend aan de militaire controleposten voelt het opeens anders. Dat opeens duurt even voor het opvalt, maar na ettelijke kilometers geen militair meer te hebben gezien kloppen de verhalen, De provincie is gedeeltelijk beschermd en gedeeltelijk grensgebied tussen regering en Farc. Het is midden op de dag als we uit Miranda vertrekken. Uitgebreid afscheid van Lucio, hij introduceert ons aan zijn vrienden & familie, met hen brengen we het hele weekend en de maandag door. Afscheid gaat dan ook niet zomaar even, foto¨s, vele wensen en dan zijn we op pad. Ondanks dat geen militair meer te bekennen valt is het een prachtige rit voor we weer op de Panamericano zijn. Het enige spannende is de rivieroversteek naast een brug in stukken. De rivier staat uiterst laag en vormt dus nauwelijks een probleem, hooguit glad op de stenen in de rivierbedding en daardoor voorzichtig manouvreren.

Eenmaal op de Panamericano zijn de militairen weer volop aanwezig. Diensplichtig, altijd rondom de 18 jaar en niet te benijden. Afgelopen maanden maand sneuvelen er gemiddeld 15 door de nieuwe tactiek van guerilla`s, landmijnen op de looproutes van de patrouilles, vooral in de jungle waar de guerilla`s de cocaine handel deels in handen hebben. Het leger kan het tempo waarmee de zelf gemaakte landmijnen worden geplaatst niet bijhouden met opruimen.

De Panamericano blijft vervolgens de hoofdroute, via Popayan, Pasto en als laatste plaats voor de grens met Ecuador Las Lajas. Onderweg doet de kickstarter lastig, wil niet terug komen uit zichzelf. Bij `s-ochtends sleutelen blijkt dat de veer niet is gebroken, het zweet breekt me uit, is dit een probleem inwendig in de versnellingsbak? Advies van dokter Larry brengt uitkomst, de uitgaande as in de bronzen bus smeren van buitenaf. Einde probleem.

Onderweg met de motor in Colombia is bijzonder. Colombia is een uiterst motorvriendelijk land, alle wegen zijn tolwegen behalve voor motorfietsen. Colombianen zijn tevens motorgek. Nergens zie ik zoveel motorfietsen als hier. Overal waar ik stop veel vragen over de techniek van de motor. Het is goed gebruik om presentjes mee te geven. Behalve dat ik omhangen ben met armbandjes in de Colombia kleuren, sleutelhanger, polo shirt, t-shirt krijg ik al rijdend een paar handschoenen aangeboden. Omdat die van mij onder een snelbinder zitten, dacht ik eerst dat ik die verloren was, maar nee. Beetje klein, een paar dagen later heb ik daar de paters een plezier mee gedaan. Ook de militairen dragen hun steentje bij, de (scherpe) kogel op mijn voorspatbord (foto) is daar een voorbeeld van. Ook bijzonder zijn de wensen die ik mee krijg. Van mensen die je meer als even kennen hoor ik regelmatig Dios bendiga, ga met Gods zegen, dat klinkt echt anders als het gebruikelijke goede reis. Juan, de hoofdredacteur van het motorblad weet het nog fraaier te verwoorden, `Colombia es tu casa y nosotros tu familia …` ( Colombia is je huis en wij zijn je familie).

Vlak voor de grens met Ecuador is Las Lajas een bedevaartsoord, een soort mini Lourdes van Zuid Amerika. Het kerkje is gelegen in een diep maar klein dal met hooguit ruimte voor een kerk. Uit vele hoeken dumpen watervallen hun water in een riviertje dat onder de brug voor de kerk doorstroomt. Door de groene, grillige hellingen is de kerk slechts van 1 kant bereikbaar, via trappen vanuit het dorp, Las Lajas. Die nacht overnacht ik in het Casa Pastoral, het parochiehuis van de kerk. Ingericht met vele kleine kamers voor de bedevaartsgangers die van heinde en ver komen lopen voor de christelijke feestdagen. Die nacht zijn Marcus en ik de enige gasten naast de reguliere paters. De motor staat binnen, naast de door kaarsen verlichte kapel. Een meer ingetogen omgeving voor de laatste nacht in Colombia kan ik me niet indenken. Dat beeld verandert snel de volgende ochtend als de pater boven mij opstaat om 5 uur om zijn dagdienst te beginnen. Met houten vloeren betekent dat ook voor mij een vroeg begin. De paters luiden de ochtenddienst in de kerk in het dal uit met een sober afscheidlied in het Latijn, Ave, ave, het maakt Colombia verlaten nog meer emotioneel.

Vanaf het Casa Pastoral gaat de klinkerweg direct steil omhoog. De motor is nog lang niet op temperatuur en trekt de helling net niet, Marcus moet me een duwtje geven. De grens is door de perikelen tussen Colombia en Ecuador (twee jaar geleden heeft het leger van Colombia een inval gedaan in een kamp van de Farc gelegen op grondgebied van Ecuador, sindsdien geen diplomatieke betrekkingen meer). is aan beide kanten vergeven van politie en militairen. Desondanks is de grensovergang voor ons soepel. Omdat de ambtanaar Nederland niet kan vinden in zijn computer, is mijn motor voor Ecuador geregistreerd in de Nederlandse Antillen, dat had hij wel voor me.

In de bergen heeft de motor moeite met de hellingen, trekt matig tot slecht omhoog. Ik vrees een lekkende koppakking, kan ontstaan zijn door de koude motor te snel te zwaar te belasten in Las Lajas. In de avond valt in Ibarra opnieuw de Kawa van Marcus uit. De hotels in de stad zijn vol door nationale spelen dat weekend. Andres, een motorrijder die stopt voor een praatje brengt uitkomst. Met hem vinden we een hotel en een sleutelwerkplaats. Zaterdag aan de slag. Met als mal een oude pakking uit de motor maakt een werkplaats twee nieuwe pakkingen. Ik krijg ze geschonken! De cilinderkoppen, cilinderrand en zuigers zitten vol kool. Ik had deze schoonmaak actie graag in Medellin gedaan maar met de  reserve pakkingen thuis op de plank, leek me dat niet handig. Met de twee nieuwe koppakkingen en de boel koolvrij gemaakt, is de motor merkbaar sterker. Dat komt goed uit. Quito ligt op 3.000 meter hoogte en dat betekent veel klimmen. Drijfnat door de vele regen komen we daar aan. In de oude binnenstad stop ik bij een parkeerplaats met een overkapte ingang. Gelukkig ligt een hotel om de hoek want de motor wil niet meer starten. De volgende dag maak ik in de open lucht garage tussen de regenbuien door de carburateur schoon en stel het benzinemengsel opnieuw af. Dat doet goed. Tussen Quito en mij wil het niet vlotten, prachtig maar vooral koud en nat. In opnieuw stromende regen rij ik Quito uit. Met mijn gedachten al mijlenver verder zit ik te dicht op een bus. Als die plotseling remt kan ik eveneens niet anders. Het voorwiel schuift onderuit en met motor en al schuif ik met de rechterzijde over het asfalt. Mijn rechtervoet raakt klem onder de motor. Eenmaal tot stilstand duurt het even voor ik mijn voet onder de motor uit heb gewurmd. Maar wat een geluk, geen auto direct achter me. Voorspatbord en regenkleding wat schade maar niets heftigs, de valbeugels voor en achter hebben hun werk prima gedaan. Elleboog, heup en knie pijnlijk maar alles functioneert. Opnieuw, wat een geluk!

Na Quito blijft de Panamericano op hoogte haar route vervolgen. Het landschap is bar, veel kale rotsen met af en toe wat groen, steden liggen in een dal of vallei en zijn daardoor met veel groen omgeven. De weg weerspiegelt dit landschap, af en toe prachtig asfalt maar ook veel opengebroken stukken, soms slecht to zeer slecht zodat ik in m`n eerste versnelling over de keien stuiter en door kuilen hobbel. Inmiddels ben ik ook door mijn reserve voorraad boutjes en moeren heen, verlies zo af en toe wat. Bewoners in traditionele kledij, zwaaien is er niet bij. In Loja brengt de lokale motoragent, Jesus, ons naar een hotel, zoekt samen met mij de volgende dag naar olie (hier alleen singlegrade 40 te krijgen), drinken we bier mee en begeleidt ons uiteindelijk ook uit de stad.

De dag nadat ik in de mail lees dat de Buell motorfietsfabriek haar poorten sluit, rij ik letterlijk Bob tegen het lijf in het hostal van de grensplaats Macara, hij is vanuit Chili op weg naar Seattle met een Buell. Die avond drinken we een bier op de spoedige herrijzenis. Opnieuw is de grens, ditmaal Ecuador met Peru, een oase van rust en orde. Ecuador registreert vertrek in computers maar in Peru worden we ingeschreven in boeken (dikke schriften) en worden papieren en visa afgehandeld, zonder smeergeld, zonder problemen, wat een verschil met Centraal Amerika!

De weg is voortreffelijk, wat de dagen tot nu toe niet lukt om fors wat kilometers op een dag te maken, dreigt nu wel te lukken. Vanuit Piura loopt de Panamericano door de woestijn.  In het begin heeft dat nog wat weg van de Drunense Duinen maar al gauw verandert dat in eindeloze zandvlaktes met af en toe wat duinen en nauwelijks begroeiing. Het gebied is minstens zo groot als Nederland, de weg is kaarsrecht en ik schakel de benzinekraan op rerserve. De oranje jerrycan bevat op dat moment vrijwel geen benzine, twee dagen geleden is de dop gebroken en ik heb nog geen passende nieuwe gevonden. Niets is in beeld tot een stenen hut naast de weg opdoemt, een soort van restaurant en bandenplakmonteur in 1. Hij heeft 6 liter benzine voor ons. Opnieuw op pad, Marcus is al mijlenver vooruit als ik voor de tweede keer weer op reserve overschakel. Opnieuw brengt een eenzame hut met bandenplakker uitkomst, dit keer 1 gallon. Daarmee haal ik de benzinepomp, het is donker. Geen actie om te herhalen. Zonder goede kaart zijn we op pad gegaan. In Europa haal je simpelweg een kaart bij de pomp. In Zuid-Amerika moet je daarvoor op zoek. Een boekhandel in een grote stad heeft soms een wegenkaart, maar ook een echte boekhandel is soms ver te zoeken. De gok in Piura om een kaart te kopen in een volgende stad bleek niet handig.

Al voor mijn vertrek uit Nederland hebben Wiegert en Jacqueline gevraagd om hun sponsorkind in Peru te bezoeken. In mijn hoofd heb ik dat de plaats waar dat meisje woont langs de Panamericano is tussen Piura en Trujillo. Als ik die avond de mail goed bekijk krijg ik de kriebels. Ik ben er al voorbij. Een dorpje in de woestijn. Wat nu? Terug of doorgaan? De keus voor mij is snel gemaakt. Onmogelijk om de kans om iets goeds te doen voor een arm gezin te laten lopen. Onmogelijk om een verzoek van een vriend wat simpel in het bereik ligt te laten schieten. De woestijn lonkt me niet, maar met een betere voorbereiding mag dat geen punt zijn. Voor Marcus ligt dat anders. Hij wil vooruit en niet terug, hij wil kilometers vreten om aansluiting te maken met een vriend met wie hij Afrika wil doorkruisen. Oef, dat betekent afscheid. Sinds Costa Rica zijn we samen op pad, als er een camera boven ons hoofd had gehangen dan waren dat opnames geweest voor Easyriders II, een bizarre combinatie, een Liberator uit 1943 en een Kawasaki off road 2007, geheel geprepareerd voor de reis. Toch is het ook goed om weer op mezelf te zijn en wellicht lukt het om de aansluiting weer te maken in Cusco, Zuid Peru.

Terug door de woestijn, jerrycans vol met bezine, water en als ik op pad ga is de voorband half vol, langzaam loopt de lucht weg uit m`n voorband. Oppompen bij de pomp en daarna blijft de band hard. Bizar, maar waar. De gok die ik neem (alhoewel ik alle spullen bij de hand heb) om door te rijden pakt goed uit. In de middag kom ik aan bij Ciudad Noe, een kilometer de woestijn in vanaf de Panamericano. Een dorp gebouwd waarvan de infrastructuur is aangelegd na de orkaan El Nino in 2001 om plaats te bieden aan arme gezinnen. De familie van Carmen heb ik snel gevonden. Niet moeilijk, het halve dorp loopt uit en kijkt naar mij en de motor alsof een maanlanding heeft plaats gevonden en praat volop met mij. Bezoek is niet gebruikelijk. De infrastructuur van het dorp bestaat uit electriciteit, betonnen platen aan de kop van een rij huizen (hutten) die dienen stoep en als afscheiding tussen de wegen en tevens de breedte aangeven van de huizen en een waterleidingnet. Zo`n 1.200 mensen. Hiertussen zijn de huisjes gebouwd. Veelal van triplexplaten, rieten beschotting, soms stenen en daken van plaatmateriaal. Verder is het vooral zand, alhoewel het zand zo fijn is dat de benaming stof beter is. Met de vader van Carmen is het snel zaken doen. Samen gaan we met de eigenaar van de enige auto in het dorp naar de stad om een fiets te kopen. De bestemming is de andere dochter, Leydi, 9 jaar zij ziet er met haar lange gitzwarte haar en grote ogen uit als de jonge versie van een zigeunermeisje schilderij. Als ik zelf een dochter als haar zou hebben zou ik ook willen dat ze er hip bij loopt. Op de markt van Piura koop ik een prachtige blitse oranje (wat anders?) mountainbike. Alle fietsen die ik zie zijn van de dezelfde Chinese kwaliteit, goedkoop maar niet geweldig. Dit oranje exemplaar ziet er nog het meest robuust uit.

Terug in het dorp heb ik nog een missie te gaan, proberen de gevoeligheden van een vakantiebezoek van Carmen aan Nederland te bespreken. Dat vergt meer tijd. Moeder is met een ander kind voor een operatie naar het ziekenhuis, in Lima, 1.200 kilometer verderop. Met vader en een vriend van vader bepraten we een mogelijke reis van Carmen. In een cafe, triplex hut met een koelkast, koop ik een grote fles bier. Bier drinke in een campo. 1 Grote fles (0,6 liter) en 1 klein glas, jouw beurt is als je fles en glas krijgt aangerijkt, neem een forse slok bier, schud het laatste beetje schuim uit het glas op de grond en geef de fles door. Zo gaat de fles en het glas rond. Het bier doet z`n werk en de stemming is goed. Na een paar flessen besluiten we dat het niet handig is als ik naar de stad ga voor een overnachtingsadres. Dat komt mij goed uit, ik wil graag de school betrekken in het gesprek en heb daarvoor tijd nodig. Ik blijf slapen in het huisje van Leonardo, zoonlief moet daarvoor zijn bed afstaan. Het bed staat op stenen in het zand. Een rieten beschotting vormt de afscheiding tussen een koe, drie ezels, kalkoenen, een fors aantal kippen en mij. In de nacht is het koud in de woestijn, venijnige wind. Het bed is keihard en ik slaap onder een tweetal dikke, stjve, harde kleden. Ik schrik wakker van stemmen. In de nacht klinkt door de luidsprekers van het dorp een kerkdienst. Het is donker. Ik ben in de war, ik verwacht een uur of zes en dan is het toch al licht? Het is vier uur. Net zoals iedereen sta ik maar op. Buiten op de stoep neem ik plaats naast de anderen, vrouwen en mannen. Zij wachten op transport naar ver weg gelegen velden, hun dag begint om 5 uur als ze opgepikt worden en eindigt eveneens rondom die tijd. Die dag bezoek ik school en praat met onderwijzers en directrice, prima uitkomst.

In de ochtend is de waterpomp die het leidingnet onder een beetje druk zet, kapot. Einde van de dag zie ik hier en daar motortaxis, driewielers met een motor van meestal 125 cc (vooral Honda) afgeladen met jerrycans op pad gaan. Als ik de volgende nacht weer om vier uur op sta om samen met de anderen naar de dienst te luisteren hoor ik de pater vragen voor hulp, om iemand met verstand van een pomp. Ook die dag nog geen water. Ik heb al mijn zaken gedaan en na twee nachten is het tijd om weer te gaan. Als ik al het idee had armoede van dichtbij te hebben gezien dan ben ik hier, in deze campo, nog een stapje verder afgedaald. Eerlijk gezegd, ik vind het prachtig, het eten van het houtvuur is prima, kip, rijst, banaan, wit brood en eieren in verschillende combinaties drie keer per dag. Het dorp is klein en met iedereen is het makkelijk praatjes maken. De woestijn van dichtbij laat ook de schoonheid zien van het bar weinige leven dat daar mogelijk is. Ik heb bewondering voor deze mensen in dit harde bestaan en ben dankbaar voor de gelegenheid om dit van dichtbij mee te mogen maken. Ondanks geen of nauwelijks werk maken zij toch leven mogelijk met wat dieren en uiterst schamele bezittingen. Hun hartelijkheid is echter enorm, hun geloof en vertrouwen in een betere toekomst voor hun vele kinderen is eveens groot. De school staat in hoog aanzien. Ondanks geen materieel bezit een rijk gevoelsleven! Bij het afscheid krijg ik de uitnodiging en een altijd welkom voor een terugkeer naar de campo.